webdesign

  |  

Reactieformulier

  |  

Contact

  |  

You are here:  >> Columns  >> Hoe interactief is interactief beleid 


Hoe interactief is interactief beleid

Interactief beleid is ‘in’. Bestuurders, politici en ambtenaren zijn naarstig op zoek naar draagvlak voor beleid. Interactief beleid lijkt een oplossing. Hierin schuilt direct het gevaar dat het te pas en te onpas uit de kast wordt getrokken. Er zijn veel mitsen en maren en zelfs redenen om niet te kiezen voor interactief beleid. Interactief beleid betekent óók niet: iedereen overal bij laten meebeslissen. Dit wordt soms wel eens als tegenargument gebruikt om te verdedigen dat men burgers geen inspraak geeft: “we kunnen toch niet bij iedere activiteit elke burger gaan vragen wat ‘ie er van vindt'?!".

Lokale politici beschouwen de betrokkenheid van burgers vaak als een versterking van de democratie op lokaal niveau. Het draagvlak voor het betrekken van inwoners is daarom meestal groot in gemeenten. Toch worden burgers en maatschappelijke organisaties zelden vanaf het prille begin betrokken bij de discussies over een vraagstuk. In de meeste gevallen worden ze pas na enige tijd betrokken, namelijk pas nadat het gemeentebestuur een voorstel of plan heeft gepresenteerd. In de gevallen dat burgers en maatschappelijke organisatieswel direct een partij mogen meeblazen, zijn ze vaak betrokken bij het formuleren van de problemen, het defniëren van doelen en het verkennen van mogelijke oplossingsrichtingen. Bij complexe vraagstukken spelen ze doorgaans een meer reactieve rol.

Toch twijfelen veel politici of burgers wel in staat zijn om een gemeente goed te besturen. Burgers hebben te weinig oog voor de complexiteit van bestuurlijke vraagstukken en ze zouden zich voornamelijk laten leiden door hun eigenbelang.

Dat leidt er toe dat over de inbreng van burgers (hoe ver dat kan gaan) verschillend wordt gedacht. En dat daardoor ook verschillende instrumenten worden ingezet om burgers een rol te geven in het beleidsvormingsproces, al naar gelang die rol meer of minder actief is.

Klantgerichtgeheid staat hoog in het vaandel van menig organisatie, ook van gemeentes. Een klant is ‘koning’ wat betreft afname van producten en diensten. Hij moet ervan op aankunnen dat hem goede kwaliteit geleverd wordt voor het geld dat hij betaalt. Klanten willen ook vriendelijk en servicegericht bejegend worden. Maar klanten zijn per definitie een externe doelgroep. Ze zijn alleen in contact met de organisatie vanwege de producten en diensten. Klanten hebben zeer zelden inspraak in het beleid van de organisatie.

Op welke ‘trede’ een gemeente zal gaan staan op de ladder van interactief beleid hangt van verschillende factoren af. Bijvoorbeeld:Cultuur en traditie van (het) gemeente(bestuur). Let wel: de politieke kleur van een gemeente zegt weinig in deze. Burgers betrekken bij beleid is geen eigendom van links noch van rechts.De burgers om wie het gaat: bijv. in de grote steden vraagt het grote percentage allochtonen om specifieke aandacht als het gaat om betrekken van burgers.Het probleem dat aangepakt moet worden en de fase van het besluitvormingsproces (je zou kunnen zeggen dat een gemeente die ver gaat in interactieve besluitvorming flexibel gebruik maakt van verschillende instrumenten, terwijl een gemeente die burgers weinig betrekt (en dus blijft steken op de bovenste treden der visie) slechts weinig instrumenten tot haar beschikking heeft. De ruimte die er voor burgers daadwerkelijk is: het heeft geen zin burgers vergaande belissingsbevoegdheid te geven over hun buurt zonder dat gezorgd is voor de nodige infrastructuur waardoor burgers met die bevoegdheid uit de voeten kunnen. Burgers moeten daadwerkelijk iets te besteden of te beslissen hebben. Het gaat niet om (gebakken) lucht, maar om geld.
Alles hangt volgens ons daarom af van de visie op burgers en de communicatie daarmee. Wie moet betrokken zijn bij wie? Veel gemeentes betrekken burgers bij het beleid voorál omdat dat goed in hun straatje te pas komt. Maar daadwerkelijk betrekken van burgers schept verplichtingen bij de gemeente en dát komt ze vaak minder goed uit.

Bovendien:
- Is een ‘moeilijk bereikbare doelgroep’ als ‘de allochtonen’ in de gemeente of ‘de jongeren’ een kenmerk van die groep? Of een kenmerk van de gemeente die zich niet verdiept in de groep als zodanig en daarom ook geen ingang krijgt, omdat de groep geen enkele boodschap aan de gemeente heeft?
- Is het voorbehouden aan mensen met intelligentie, geld en tijd om mee te denken en te praten in het beleid van de gemeente? (De manier waarop met inspraak in gemeentes wordt omgegaan wekt bij burgers vaak wél die indruk)
- Is er nog sprake van een zinvolle bijdrage als je alleen mag meedenken en –praten over het plan dat al ter tafel ligt?
- Is er sprake van een zinvolle bijdrage als je samen met 300 andere burgers tegelijk mag verschijnen op een discussie over plannen van de gemeente (inspraakavond) en je mening mag geven in de interrumptiemicrofoon?



 

Betekenis voor communicatieadviseurs in gemeenten

In de afgelopen decennia is communicatie bij de overheid meer en meer verschoven van informeren van de burgers aan het eind van het beleidsproces naar het betrekken van de burgers bij het beleid vanaf het begin van de ontwikkeling daarvan. Werd communicatie vroeger vooral ad hoc en aan het einde van het beleidsproces ingezet, nu is communicatie steeds meer een essentieel en integraal onderdeel van het beleid. Communicatie wordt daardoor steeds méér dan alleen maar boodschappen maken en verspreiden. En dát vraagt om een andere rol van de communicatieadviseur.

Eigenlijk kan één persoon (communicatieadviseur) moeilijk alle kennis en kunde in huis hebben om op alle posities van het speelveld der beleidsvorming een rol te spelen. Maar bestuurders en beleidsmedewerkers verwachten wel dat de communicatieadviseur het hele speelveld (en al hun standpunten) kan overzien en en in alle fasen van het beleidsproces een bijdrage kan leveren vanuit dát perspectief. Wil de laatste serieus genomen worden als gesprekspartner dan moet hij naast communicatie-know-how óók kennis hebben van en inzicht in bestuurlijke en organisatiorische processen.

Blijft overeind dat álle bestuurders en ambtenaren gewoon moeten rondlopen in de gemeente, bij de slager, in het café, in het stadion, in de kerk en de moskee, op scholen, e.d. En met die bagage nog eens moeten kijken naar bevolkingsmonitoren en belevingsonderzoeken. Als alleen de communicatieadviseur daar gevoel voor heeft, dan heeft hij/zij waarschijnlijk een zware dobber in de gemeente om ‘wat er leeft’ in de gemeente voor het voetlicht te krijgen.

 

webdesign

  |  

Reactieformulier

  |  

Contact

  |